Inleiding
Op 1 januari 2025 is de Wet vereenvoudiging en modernisering bewijsrecht in werking getreden, waarmee het bewijsrecht in civiele procedures aanzienlijk is aangepast. Een van de belangrijkste wijzigingen is de vervanging van de exhibitieplicht van artikel 843a Rv door een nieuw inzagerecht. Dit biedt partijen ruimere mogelijkheden om documenten en gegevens op te vragen ter onderbouwing van hun juridische positie. Als u hierover meer wilt weten kijk dan hier.
Een recente zaak die veel aandacht heeft getrokken en waarin dit inzagerecht centraal staat, is de procedure van Utrecht Holdings tegen een voormalig bestuurder en zijn persoonlijke holding. Deze zaak werpt licht op hoe bewijsbeslag en inzageverzoeken in de praktijk werken en welke gevolgen het nieuwe recht heeft.
Achtergrond van de zaak: Utrecht Holdings en het bewijsbeslag
Utrecht Holdings is een organisatie die zich richt op het commercialiseren van academisch onderzoek, onder andere via investeringen in spin-off bedrijven die voortkomen uit de Universiteit Utrecht en het Universitair Medisch Centrum Utrecht. De opbrengsten van deze investeringen worden veelal gebruikt om nieuw academisch onderzoek te financieren.
In 2021 ontstonden echter verdenkingen van financieel mismanagement en mogelijke belangenverstrengeling door een voormalig bestuurder van Utrecht Holdings. Uit een onderzoek door Deloitte bleek dat er sprake was van diverse onregelmatigheden, waaronder:
• De verkoop van aandelen in deelnemingen van Utrecht Holdings zonder objectieve waardebepaling, en soms tegen zeer lage prijzen aan bekenden van de oud-bestuurder.
• Het verstrekken van leningen namens Utrecht Holdings, die kort daarna werden afgewaardeerd of kwijtgescholden.
• De oud-bestuurder zou daarnaast in privé diverse financiële overeenkomsten zijn aangegaan waarin hij persoonlijke voordelen bedong, zonder rekening te houden met de belangen van Utrecht Holdings.
Op basis van deze bevindingen besloot Utrecht Holdings in maart en mei 2023 bewijsbeslag te leggen op documenten en digitale bestanden van de oud-bestuurder en zijn persoonlijke holding. Vervolgens werd in kort geding een vordering ingesteld op basis van artikel 843a Rv om afschrift of inzage te verkrijgen in de stukken die in beslag waren genomen.
De uitspraken over het bewijsbeslag in eerste aanleg en hoger beroep
De voorzieningenrechter gaf Utrecht Holdings in eerste aanleg grotendeels gelijk en oordeelde dat de bewijsbeslagen rechtmatig waren en dat de gevraagde inzage in documenten terecht was. Dit oordeel werd echter aangevochten door de oud-bestuurder en zijn holding, waarna de zaak in hoger beroep terechtkwam bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.
Op 15 oktober 2024 beoordeelde het hof per afzonderlijk onderwerp of Utrecht Holdings recht had op de gevorderde inzage. Waar de voorzieningenrechter een algemene beoordeling had gegeven, nam het hof een gedetailleerdere aanpak en toetste het per deelneming en kwestie of aan de eisen van artikel 843a Rv was voldaan.
Het hof kwam uiteindelijk tot de conclusie dat voor zeven van de negen onderzochte deelnemingen het bewijsbeslag terecht was gelegd en dat inzage in de documenten moest worden verleend. Voor twee deelnemingen oordeelde het hof echter dat Utrecht Holdings onvoldoende had onderbouwd dat er een rechtsbetrekking bestond waarop zij hun inzageverzoek konden baseren. De vordering voor die twee gevallen werd daarom afgewezen.
De overgang van artikel 843a Rv. naar het nieuwe inzagerecht
Opvallend aan deze zaak is dat de beoordeling nog plaatsvond onder het oude artikel 843a Rv, maar dat met ingang van 1 januari 2025 een nieuw inzagerecht van kracht is geworden. Dit nieuwe recht, vervat in artikelen 194, 195 en 195a Rv, brengt een aantal belangrijke veranderingen met zich mee:
• Verruimde inzagemogelijkheden: Het nieuwe inzagerecht breidt de reikwijdte uit van wat onder “bepaalde bescheiden” valt. Niet alleen fysieke documenten, maar ook digitale bestanden, beeld- en geluidsopnames en andere informatiedragers vallen hieronder.
• Geen aannemelijkheidsvereiste meer: Waar onder het oude recht moest worden aangetoond dat er een rechtsbetrekking was die de inzage rechtvaardigde, vervalt dit vereiste nu. Dit betekent dat inzageverzoeken minder snel zullen worden afgewezen op formele gronden.
• Nieuwe toetsingscriteria: Het criterium van “voldoende belang” vervangt de eis van “rechtmatig belang.” Dit is een subtiele, maar mogelijk ingrijpende verandering die in de praktijk de drempel voor het verkrijgen van inzage kan verlagen.
Wat betekent dit voor toekomstige zaken en het leggen van bewijsbeslag?
Als de vordering van Utrecht Holdings onder het nieuwe inzagerecht zou zijn beoordeeld, had dit mogelijk invloed gehad op de twee deelnemingen waarvoor het hof de inzage afwees. Omdat het aannemelijkheidsvereiste is vervallen, zou Utrecht Holdings mogelijk alsnog inzage hebben gekregen, mits zij voldoende belang kon aantonen.
Daarnaast betekent het nieuwe inzagerecht dat bedrijven en bestuurders zich beter moeten voorbereiden op verzoeken om inzage in hun documenten. Zorgvuldige administratie en transparantie worden nog belangrijker om te voorkomen dat men zich geconfronteerd ziet met een breed en verstrekkend inzageverzoek.
Conclusie
De zaak van Utrecht Holdings illustreert hoe bewijsbeslag en inzageverzoeken in de praktijk werken en hoe kritisch rechters deze toetsen. De invoering van het nieuwe inzagerecht kan betekenen dat dergelijke vorderingen in de toekomst makkelijker worden toegewezen. Dit heeft niet alleen gevolgen voor bestuurders en ondernemingen, maar ook voor accountants, advocaten en andere professionals die met documentbeheer en compliance te maken hebben.
Met deze ontwikkelingen wordt duidelijk dat de bewijslast in juridische procedures verandert. Partijen die betrokken zijn bij commerciële of bestuurlijke geschillen doen er goed aan zich tijdig juridisch te laten adviseren over hoe zij met mogelijke bewijsbeslagen en inzageverzoeken om moeten gaan.
Heeft u vragen over het nieuwe inzagerecht of wilt u advies over een mogelijke bewijsbeslagprocedure? Neem dan contact met ons op.