Kunstmatige intelligentie (AI) roept steeds meer juridische vragen op. Mag een AI-systeem worden getraind met auteursrechtelijk beschermd materiaal? Een recente Amerikaanse uitspraak geeft hier een belangrijk richting aan. Dit kan gevolgen hebben voor AI-bedrijven, ontwikkelaars en contentmakers.
De juridische strijd tussen Thomson Reuters en Ross Intelligence
De zaak draait om een conflict tussen Thomson Reuters (moederbedrijf van persbureau Reuters) en AI bedrijf Ross Intelligence. Thomson Reuters is eigenaar van het juridische platform Westlaw en beschuldigde Ross ervan duizenden juridische teksten te hebben gekopieerd en gebruikt voor een AI-gestuurd product. Ross Intelligence beriep zich op de wel bekende ‘fair use’ uitzondering in het Amerikaanse auteursrecht.
De Amerikaanse rechter oordeelde dat Ross Intelligence de auteursrechten van Thomson Reuters heeft geschonden: Ross Intelligence gebruikte de Westlaw-data commercieel voor een concurrerend product, zonder toestemming.
In deze zaak speelde concurrentie een rol. Thomson Reuters en Ross Intelligence waren directe concurrenten. In veel andere AI-gerelateerde auteursrechtzaken is dat niet het geval. AI-bedrijven zoals OpenAI of Anthropic worden vaak voor de rechter gesleept vanwege het trainen van modellen voor bredere doeleinden, die niet direct concurreren met het originele product.
Voor het eerst heeft een Amerikaanse rechtbank vastgesteld dat AI en auteursrechtelijke bescherming van data strikter moet worden geïnterpreteerd.
Wat is de fair use uitzondering in het Amerikaanse auteursrecht?
Fair use uitzondering staat het gebruik van beschermde werken in bepaalde situaties toe zonder toestemming van de maker. AI-bedrijven gebruiken dit argument om grote hoeveelheden data te verwerken.
De rechtbank in Delaware oordeelde echter dat fair use hier niet opgaat. Het gebruik was commercieel en bood weinig transformatieve waarde. De uitspraak is deels gebaseerd op de Warhol “Orange Prince”-zaak. Daarin werd bepaald dat commercieel en niet-transformatief hergebruik van een beschermd werk niet onder fair use valt.
Gevolgen voor AI en auteursrecht
AI-bedrijven (met name generatieve AI) krijgen steeds vaker te maken met juridische procedures. Enkele voorbeelden:
- The New York Times klaagde OpenAI en Microsoft aan vanwege het ongeoorloofd gebruik van nieuwsartikelen.
- Start-ups zoals Udio en Suno beroepen zich op fair use om AI-muziekproductie te rechtvaardigen.
- De Recording Industry Association of America (RIAA) spande een rechtszaak aan tegen AI-muziekgeneratoren wegens het zonder toestemming gebruiken van muziekfragmenten.
Schept de zaak van Thomson Reuters vs Ross Intelligence zaak een precedent in generatieve AI zaken?
Een belangrijk nuanceverschil in deze zaak is dat het niet gaat om generatieve AI. De AI van Ross Intelligence creëerde geen nieuwe content, maar bood samenvattingen van juridische documenten uit de Westlaw-database. Rechter Stephanos Bibas benadrukte dat deze AI alleen bestaande juridische opinies presenteerde als antwoord op vragen. Dit onderscheid maakt dat de uitspraak niet direct toepasbaar is op zaken die betrekking hebben op generatieve AI-modellen, zoals die van OpenAI en Google.
Verschillen tussen de VS en Europa (specifiek Nederland)
In de Verenigde Staten bestaat fair use als juridisch principe. In Europa (specifiek Nederland) gelden andere regels. De Auteurswet kent een aantal uitzonderingen wanneer een werk wél zonder toestemming van de maker openbaar gemaakt mag worden of verveelvoudigd. De Auteurswet geeft sinds 2021 aan makers van AI-systemen de mogelijkheid om gebruik te maken van tekst- en datamining. Dit houdt in dat in principe alles wat openbaar (rechtmatig) te vinden is, mag worden ‘gebruikt’ door een AI-systeem om zich te trainen.
Wanneer je wil voorkomen dat AI-systemen jouw content gebruiken geef ze dan geen rechtmatige toegang tot die content. Dit kan door bijvoorbeeld een inlogsysteem met voorwaarden te hanteren, waarbij pas na het inloggen bepaald materiaal zichtbaar is of waarbij je gebruik maakt van een betaalmuur. Als dan iets of iemand de website opgaat zonder aan die voorwaarden te voldoen, is die toegang niet rechtmatig.
Een andere optie is het toevoegen van een opt-out toe, ook wel het maken van een uitdrukkelijk voorbehoud genoemd. Alleen wanneer het gaat om gebruik door non-profit wetenschappelijk onderzoeksorganisaties en cultureel erfgoedinstellingen kun je geen opt-out toevoegen. Dit betekent dat je dus niet kunt voorkomen dat AI jouw content ‘gebruikt’. Over het maken van een geldige opt-out is nog veel onduidelijkheid.
Conclusie
Deze uitspraak kan een keerpunt betekenen in de juridische benadering van AI. Deze zaak benadrukt het belang van hoe AI-bedrijven en ontwikkelaars verantwoord met beschermde content moeten omgaan en zich bewust moeten zijn van juridische risico’s en beperkingen bij het trainen van AI-modellen.
Toch blijven er veel open vragen. “Hoe voorkomt een AI-bedrijf auteursrechtinbreuk” wordt een steeds relevantere vraag. AI en auteursrechten blijven in beweging.